NETWERK VOOR DE INNOVATIEVE INFORMATIEWERKER
Het toenemend belang van DNA-(verwantschaps)onderzoek bij strafzaken zet het oude belang van eindeloos speuren in dossiers - en vooral de gestelde bewaartermijnen van de Wet Politie Gegevens - in toenemende mate onder druk. Forensische c.q. technologische mogelijkheden halen op deze wijze op termijn de vooralsnog papieren uitgangssituatie in. Moeten de documenten (strafdossiers, incl. voorwerpen) daarom maar langer worden bewaard, zoals Cold Case Teams en bekende strafpleiters graag willen? http://hethistorischatelier.blogspot.nl/2012/10/het-lichaam-als-arc...
Opmerking
Dag Otto,
Het huidige vernietigingtermijnen staan inderdaad op gespannen voet op zeker drie aspecten.
1. Voortschrijdende (dna)onderzoekstechnieken die bewijsvoering kan opleveren die nauwelijks tot niet meer afhankelijk is aan het moment waarop het delict in het verleden heeft plaatsgevonden.
2. Het feit dat de dagrapporten (journaals), tegenwoordig “mutaties” worden genoemd en na 5-10 jaar niet meer te raadplegen, gegevens kunnen bevatten die wel relevant blijken te zijn voor ernstige delicten, maar niet in het papieren proces-verbaal worden opgenomen die wel langere bewaartermijnen kennen.
3. De rechtsongelijkheid bij gebruikmaking van dergelijke gegevens die volgens Wet- en regelgeving vernietigd hadden moeten worden.
Interessant is de rol van de archivaris in deze, waar ik later op terug kom.
Ad 1. Hier is al geruime tijd veel discussie over en naar mijn menig terecht. Maar hier is vermoedelijk eerst een wetswijziging van het Wetboek van Strafrecht voor nodig.
Ad 2. Deze gegevens zullen pas achteraf aan het betreffende proces-verbaal kunnen worden gerelateerd. Waarschijnlijk nadat het dossier al naar justitie is gestuurd en de behoefte aan die gegevens pas in beeld komt nadat de deze al uit het registratiesysteem zijn verwijderd. Dan kan niet meer worden nagegaan/gereconstrueerd of deze dagrapport/mutatiesystemen deze relevante gegevens bevatten.
Ad 3. Dit kan zeker leiden tot rechtsongelijkheid. Wanneer in het ene geval vernietiging correct wordt toegepast zou dat kunnen betekenen dat bepaalde gegevens niet meer in het strafproces kunnen worden ingezet, terwijl in het geval van nalatigheid in de vernietigingsplicht dit het strafproces juist kan beïnvloedende. Dit lijkt mij per definitie rechtsongelijkheid. Bovendien stelt artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht dat het recht tot strafvervolging vervalt door verjaring. Dan vervalt naar mijn logica ook het recht om dergelijke gegevens voor strafvervolging in te zetten. Maar zoals we weten is Ina Post mede op basis daarvan vrijgesproken. De rechter kan hier dus kennelijk anders tegenaan kijken. Een precedent?
Rol archivaris
Ook de archivaris moet de wet respecteren en kan daar alleen van afwijken in specifieke of uitzonderlijke gevallen van `plaatselijk` belang, en heeft niet de bevoegdheid om generiek van algemene vernietigingstermijnen af te wijken zonder eerdergenoemd specifieke omstandigheden. Dat betekent in dit geval dat de archivaris niet zomaar op eigen houtje van de huidige wettelijke bewaartermijnen kan afwijken. Voordat overbrenging plaatsvindt moet er afstemming plaatsvinden en moeten vernietigbare documenten -door de archivaris gemachtigd- worden vernietigd.
Wet Politiegegevens WPG Punt is dat de WPG alleen maar vernietigingstermijnen noemt met betrekking tot gegevens in de registratiesystemen zoals de “mutaties” voorheen dagrapporten genoemd. Deze zijn vaak wel bewaard toen die nog in papieren vorm werden opgemaakt. Intussen gebeurd dit al geruime tijd digitaal (BPS en later BVH). Het feit dat deze na 5-10 jaar uit de systemen moeten worden verwijderd vindt zijn oorzaak met name in de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
Deze termijnen zijn echter niet van toepassing op de processen-verbaal die nog altijd papier worden opgemaakt en de rechtsgeldige documenten bevat en naar Justitie worden gestuurd wanneer deze rechtbankrijp zijn. Er bestaan twee soorten processen-verbaal: PV bekende daders en PV onbekende daders. Een PV bekende dader gaat uiteindelijk naar Justitie en wordt (naar ik aanneem) bewaard overeenkomstig de verjaringstermijn uit het Wetboek van Strafrecht. De PV onbekende daders worden bewaard bij de politieregio en worden eveneens bewaard volgens de verjaringstermijnen van het Wetboek van Strafrecht.
De Wet Politiegegevens maakt dus onderscheid in de bewaartermijn voor de gegevens in het BPS/BVH en de papieren documenten die deze hebben gegenereerd. De papieren dossiers zijn leidend, hebben rechtskracht en kennen afhankelijk van de aard van het delict afwijkende bewaartermijnen.
De selectielijst voor de regionale politieorganisaties verwijst hiervoor onder categorie 3.7 naar de verjaringstermijnen voor betreffende misdrijven. De enige bron die concreet deze termijnen benoemd is het Wetboek van Strafrecht (artikel 70).
Artikel 70 Wetboek van Strafrecht
o 1. Het recht tot strafvordering vervalt door verjaring:
§ 1°. in drie jaren voor alle overtredingen;
§ 2°. in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld;
§ 3°. in twaalf jaren voor de misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld;
§ 4°. in twintig jaren voor de misdrijven waarop gevangenisstraf van meer dan tien jaren is gesteld.
o 2. In afwijking van het eerste lid verjaart het recht tot strafvordering niet voor misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld.
Het lijkt mij dat om dit probleem op te lossen er een wetswijziging nodig is van het Wetboek van Strafrecht en de Wet Politiegegevens.
© 2024 Gemaakt door Marco Klerks. Verzorgd door
Je moet lid zijn van BREED - over de grenzen van informatie om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van BREED - over de grenzen van informatie